5

Op zaterdagavond ontving ik een Skype-telefoontje van mijn moeder uit Shepparton, geheel volgens planning, om 19.00 uur lokale tijd in New York, 09.00 uur lokale tijd in Australië.

      De ijzerhandel van mijn vader wist zich staande te houden; mijn broer Trevor zou eens wat vaker de deur uit moeten gaan om iemand zoals Rosie te vinden; mijn oom leek in remissie te zijn, godzijdank.

      Ik wist mijn moeder ervan te overtuigen dat alles goed ging met Rosie en mij, dat het ook goed ging op het werk en dat enig bedankje voor de verbeterde prognose van mijn oom gericht zou moeten zijn aan de medische wetenschap en niet aan een godheid die het in eerste instantie kennelijk geen probleem had gevonden dat mijn oom ziek was geworden. Mijn moeder verduidelijkte dat het gewoon een uitdrukking was en dat ze zijn prognose heus niet als wetenschappelijk bewijs zag voor het bestaan van een interventionistische god, God verhoede, wat ook maar een uitdrukking was, Donald. Onze gesprekken waren in dertig jaar tijd niet veel veranderd.

      De bereiding van het avondeten kostte veel tijd, aangezien de sushischotel uit een behoorlijk aantal verschillende gerechten bestond, dus tegen de tijd dat Rosie en ik plaatsnamen om te eten, had ik haar nog steeds niet over Gene verteld.

      Maar Rosie wilde over de zwangerschap praten.

      ‘Ik heb het op internet opgezocht. Wist je dat de baby nog geen centimeter lang is?’

      ‘De term “baby” is misleidend. Het is nog niet veel verder ontwikkeld dan een blastocyste.’

      ‘Ik ga het geen blastocyste noemen.’

      ‘Embryo dan. Het is nog geen foetus.’

      ‘Luister goed, Don. Ik ga dit maar één keer zeggen. Ik wil niet veertig weken lang op technisch commentaar getrakteerd worden.’

      ‘Vijfendertig. Bij het vaststellen van de draagtijd rekent men altijd vanaf twee weken voor de bevruchting, en we vermoeden dat de bevruchting drie weken geleden heeft plaatsgevonden, na mijn imitatie van Roman Holiday. Maar dat moet nog bevestigd worden door een medisch specialist. Heb je al een afspraak gemaakt?’

      ‘Ik weet pas sinds gisteren dat ik zwanger ben. Hoe dan ook, wat mij betreft is het gewoon een baby. Een toekomstige baby, oké?’

      ‘Een nog in ontwikkeling zijnde baby. Een baby under development.’

      ‘Precies.’

      ‘Perfect. Dan noemen we hem de Baby Under Development. B.U.D.’

      ‘Bud? Zo klinkt het net alsof hij een man van zeventig is. Als het al een “hij” is.’

      ‘Het geslacht even buiten beschouwing gelaten is het statistisch gezien aannemelijk dat Bud de leeftijd van zeventig zal bereiken, aangenomen dat zijn ontwikkeling en geboorte zonder problemen zullen verlopen en dat de omgevingsfactoren waar de statistieken op zijn gebaseerd niet significant zullen veranderen, zoals bij een nucleaire ramp, een meteoor van hetzelfde formaat als degene die het uitsterven van de dinosaurussen heeft veroorzaakt...’

      ‘... of een vader die hem helemaal suf lult. Maar het blijft een mannelijke naam.’

      ‘Het is ook het Engelse woord voor een plantonderdeel, de knop. Het voorstadium van een bloem. Bloemen worden gezien als vrouwelijk. Jouw naam verwijst naar een bloem. Bud is perfect. Voortplantingsmechanisme van een bloem. Rozenknop, Rosebud, Rosie-bud...’

      ‘Oké, oké. Ik zat te denken dat de baby – ik praat nu even in de toekomende tijd – straks wel in de woonkamer zou kunnen slapen. Tot we een grotere woning hebben gevonden.’

      ‘Natuurlijk. We kunnen een vouwbed voor Bud kopen.’

      ‘Wat? Don, baby’s slapen in een wieg.’

      ‘Ik bedoelde voor later. Als hij groot genoeg is voor een bed. We kunnen er nu vast eentje kopen. Zodat we voorbereid zijn. We kunnen morgen wel naar de beddenzaak gaan.’

      ‘We hebben nog geen bed nodig. Voorlopig hoeven we zelfs nog geen wieg te kopen. Laten we wachten tot we weten dat alles in orde is.’

      Ik vulde mijn glas met het laatste restje pinot gris uit de fles van de vorige avond, wensend dat er meer in zat. Mijn subtiliteit had niet het gewenste resultaat gehad.

      ‘We hebben een bed nodig voor Gene. Hij en Claudia zijn uit elkaar. Hij heeft een baan aangenomen bij Columbia en hij logeert bij ons tot hij eigen woonruimte heeft gevonden.’

      Over dat onderdeel van de Gene Sabbatical was wellicht niet goed nagedacht. Waarschijnlijk had ik eerst met Rosie moeten overleggen voordat ik Gene onderdak had aangeboden. Maar het leek me logisch dat Gene bij ons zou verblijven terwijl hij naar een eigen appartement zocht. We zouden een dakloze onderdak bieden.

      Ik ben me zeer bewust van mijn onvermogen om menselijke reacties te voorspellen. Maar ik durfde erom te wedden dat ik precies wist wat Rosie als eerste zou zeggen nadat ze het nieuws had gehoord. Ik kreeg gelijk, tot zesmaal toe.

      ‘Fuck. Fuck, fuck, fuck, fuck, fuck.’

      Helaas bleek mijn verdere voorspelling dat ze uiteindelijk wel akkoord zou gaan niet te kloppen. Ik had verwacht dat haar weerstand steeds verder zou afbrokkelen naarmate mijn betoog vorderde, maar mijn argumenten leken juist het tegenovergestelde effect te hebben. Zelfs mijn sterkste argument – dat Gene de meest gekwalificeerde persoon ter wereld was om haar te helpen met het afronden van haar proefschrift – werd verworpen, hoofdzakelijk om emotionele redenen.

      ‘Ik peins er niet over. Mooi niet dat ik die narcistische, ontrouwe, vrouwonvriendelijke, kleingeestige, onwetenschappelijke... hufter in ons appartement laat logeren.’

      Het leek me niet gerechtvaardigd om Gene als onwetenschappelijk te bestempelen, maar toen ik zijn kwalificaties wilde opsommen, liep Rosie naar de slaapkamer en trok de deur achter zich dicht.


Ik haalde George’ visitekaartje tevoorschijn om in mijn adresboek te noteren. Er stond een naam van een band op: Dead Kings. Tot mijn verbazing kende ik die naam. Aangezien mijn muzikale voorkeuren vooral zijn gevormd door de platenverzameling van mijn vader, was ik bekend met deze Britse rockband wiens muziek vooral eind jaren zestig populair was geweest.

      Volgens Wikipedia was de band in 1999 weer bij elkaar gekomen om het entertainment te verzorgen tijdens cruises op de Atlantische Oceaan. Twee van de originele Dead Kings waren inmiddels daadwerkelijk dood, maar zij waren vervangen door nieuwe bandleden. George was de drummer. Hij had vier huwelijken, vier scheidingen en zeven kinderen op zijn naam staan, maar hij leek relatief gezien het meest geestelijk stabiele bandlid te zijn. In het profiel stond verder niets over zijn liefde voor bier.

      Toen ik naar bed ging, lag Rosie al te slapen. Ik had een overzicht gemaakt van verdere voordelen van Gene’s verblijf bij ons in huis, maar besloot dat het onverstandig zou zijn om haar wakker te maken.


Uitzonderlijk genoeg was Rosie eerder wakker dan ik, waarschijnlijk omdat ze haar slaapcyclus vroeger was gestart. Ze had koffiegezet met de cafetière.

      ‘Ik ging ervan uit dat ik geen espresso mag,’ zei ze.

      ‘Hoezo?’

      ‘Te veel cafeïne.’

      ‘In feite bevat koffie uit een cafetière ongeveer tweeënhalf keer zoveel cafeïne als een espresso.’

      ‘Shit. Probeer ik het eens goed te doen...’

      ‘Die cijfers zijn gemiddelden. Ik haal altijd driedubbele espresso’s bij Otha’s. En deze koffie is juist ongewoon slap, waarschijnlijk vanwege je gebrek aan ervaring.’

      ‘Nou, dan weet je wel wie hem de volgende keer mag zetten.’

      Rosie glimlachte. Dit leek een goed moment om de aanvullende voordelen van Gene’s verblijf op te sommen. Maar Rosie was me voor.

      ‘Don, even over Gene. Ik weet dat hij een vriend van je is. Ik snap dat je gewoon aardig en loyaal probeert te zijn. En als ik niet net had ontdekt dat ik zwanger ben... Maar ik zeg dit maar één keer en daarna gaan we verder met ons leven: we hebben niet genoeg ruimte voor Gene. Punt uit.’

      Ik memoriseerde de ‘punt uit’-formule als een handige techniek om een gesprek te beëindigen, maar Rosie weerlegde dit al binnen een paar seconden, toen ik mijn benen uit bed zwaaide.

      ‘Zeg, schat. Ik moet vandaag schrijven, maar vanavond maak ik je in. Geef me eens een knuffel.’

      Ze trok me terug op het bed en kuste me. Het is onvoorstelbaar dat iemands emotionele gesteldheid kan worden afgeleid uit zo’n inconsistente reeks signalen.


Toen ik later terugkeek op mijn gesprek met Rosie, concludeerde ik dat haar opmerking over mij inmaken figuurlijk was bedoeld en positief moest worden opgevat. Het was een gewoonte geworden om elkaar bij The Alchemist te willen overtroeven. Over het algemeen beschouw ik het bewust toevoegen van een competitief element aan werkgerelateerde bezigheden als contraproductief, maar onze efficiëntie was gestaag toegenomen. De tijd leek snel te gaan in de cocktailbar, een betrouwbare indicatie dat we het naar onze zin hadden. Helaas was de bar van eigenaar gewisseld. Wanneer er sprake is van een optimale situatie kan zelfs de kleinste verandering alleen maar negatief uitpakken, en dat werd bewezen door de nieuwe manager, die Hector heette, maar die we onder elkaar Meneer Wijn noemden.

      Meneer Wijn was ongeveer achtentwintig jaar oud, geschatte BMI tweeëntwintig, met een zwart sikje en een bril met een dik montuur, een stijl die mij vroeger het label nerd had opgeleverd maar die nu modieus was.

      De kleine tafels waren vervangen door langere tafels met bankjes, er was meer verlichting opgehangen en de drankkaart was nu vooral gericht op Spaanse wijn in plaats van cocktails, om aan te sluiten bij het aangepaste menu, dat uit paella bestond.

      Meneer Wijn had recentelijk zijn masterstudie bedrijfskunde afgerond, dus ik nam aan dat de veranderingen overeenkwamen met de meest beproefde werkmethoden binnen de horeca. Het resultaat was echter een afname in klandizie, leidend tot het ontslag van twee van onze collega’s, wat Meneer Wijn zelf aan de economische crisis toedichtte.

      ‘Ze hebben me er net op tijd bij gehaald,’ zei hij. Herhaaldelijk.


Rosie en ik liepen hand in hand naar de metro op weg naar het Flatiron-district. Ze leek in opperbeste stemming te verkeren, ondanks het rituele geklaag over haar zwart-witte uniform, dat ik persoonlijk zeer aantrekkelijk vond. We arriveerden twee minuten eerder dan gepland, om 19.28 uur. Er waren slechts drie tafels bezet en er zat niemand aan de bar.

      ‘Dat is wel erg krap aan,’ zei Meneer Wijn. ‘Punctualiteit is een van de punten waarop jullie worden beoordeeld.’

      Rosie keek om zich heen in de rustige ruimte. ‘Het lijkt hier anders niet bepaald te gonzen van bedrijvigheid.’

      ‘Dat gaat zo veranderen,’ zei Meneer Wijn. ‘We hebben een reservering voor zestien man. Om acht uur.’

      ‘Ik dacht dat we geen reserveringen aannamen,’ zei ik. ‘Ik dacht dat dat de nieuwe regel was.’

      ‘De nieuwe regel is dat we nooit geld weigeren. En het zijn vips. Belangrijke vips. Vrienden van me.’

      Het duurde nog eens tweeëntwintig minuten voordat de eerste cocktails werden besteld. Er arriveerde een groep van vier klanten (geschatte leeftijd halverwege de veertig, geschatte BMI tussen de twintig en de achtentwintig), die plaatsnam aan de bar, ondanks de poging van Meneer Wijn om ze naar een tafel te leiden.

      ‘Wat kan ik voor jullie inschenken?’ vroeg Rosie.

      De twee mannen en twee vrouwen keken elkaar aan. Het was onbegrijpelijk dat mensen hun vrienden en collega’s moesten raadplegen voor het nemen van zo’n basaal besluit. Maar als ze dan toch advies wilden van een externe partij, dan kon dat beter van een professional komen.

      ‘Ik raad een cocktail aan,’ zei ik. ‘Aangezien dit een cocktailbar is. We hebben cocktails in alle soorten en alcoholpercentages.’

      Meneer Wijn was links naast de klanten komen staan, aan hun kant van de bar.

      ‘Don kan u ook onze nieuwe wijnkaart laten zien,’ zei hij.

      Rosie legde een gesloten exemplaar van het in leer gebonden document op de bar. De groep negeerde de kaart.

      Een van de mannen glimlachte. ‘Een cocktail klinkt goed. Ik wil graag een whisky sour.’

      ‘Met of zonder eiwit?’ vroeg ik, ter vervulling van mijn verantwoordelijkheid om precies het juiste drankje te leveren.

      ‘Met.’

      ‘Puur of op ijs geserveerd?’

      ‘Met ijsblokjes.’

      ‘Uitstekend. Eén Boston Sour op ijs geserveerd,’ riep ik naar Rosie, waarna ik met mijn hand op de bar sloeg en de timer op mijn horloge startte. Rosie stond al bij de drankkast achter me en ik wist dat zij voor de whisky zou zorgen. Ik zette een cocktailshaker op de bar, schepte er ijsblokjes in en halveerde een citroen terwijl ik de overige drie bestellingen opnam, inclusief voorkeuren. Ik was me ervan bewust dat Meneer Wijn toekeek. Ik hoopte dat hij onder de indruk zou zijn, als volleerd bedrijfskundige.

      Het proces dat ik had uitgedacht en verfijnd benutte onze respectievelijke vaardigheden ten volste. Ik ken meer cocktailrecepten uit mijn hoofd, maar Rosie is behendiger dan ik. Er valt tijdwinst te behalen bij het klaarmaken van een bestelling als één persoon de totaal benodigde hoeveelheid citroensap uitperst, of alle eenheden van een bepaalde drank inschenkt. Uiteraard zullen deze doeltreffendheden ter plekke moeten worden geïdentificeerd, wat een snel denkvermogen en enige oefening vereist. Het leek me zeer onwaarschijnlijk dat twee barmedewerkers die de cocktails apart bereidden even goed konden presteren.

      Toen ik de derde cocktail inschonk, een cosmopolitan, begon Rosie met haar vingers op de bar te trommelen, aangezien ze de mojito al had gegarneerd. Ze had me ingemaakt, in ieder geval in de eerste ronde. Toen we de cocktails gelijktijdig serveerden, één in elke hand, begonnen onze klanten te lachen en vervolgens te applaudisseren. We waren inmiddels gewend aan deze reactie.

      Meneer Wijn stond ook te glimlachen. ‘Ga toch vooral aan een tafeltje zitten,’ zei hij tegen onze klanten.

      ‘We zitten hier prima,’ zei Meneer Boston Sour. Hij nam een slok van zijn drankje. ‘We genieten van de show. De beste whisky sour die ik ooit heb gehad.’

      ‘Gaat u toch alstublieft zitten, dan regel ik wat tapas voor u. Van het huis.’

      Meneer Wijn pakte vier wijnglazen uit het rek. ‘Heb je Indiana Jones and the Temple of Doom wel eens gezien?’ vroeg hij aan mij.

      Ik schudde mijn hoofd.

      ‘Nou, Don, jij en Rosie deden me denken aan die scène waarin de tegenstander van meneer Jones zijn schermkunst staat te showen.’ Meneer Wijn wees naar onze klanten met hun cocktails en maakte enkele bewegingen die schijnbaar bedoeld waren als imitatie van een zwaardgevecht.

      ‘Zwiep, zwiep, zwiep, zwiep, heel indrukwekkend, vier cocktails, tweeënzeventig dollar.’

      Meneer Wijn pakte een geopende fles rode wijn. ‘Flor de Pingus.’ Hij schonk vier glazen in en maakte een gebaar met zijn hand, waarbij hij zijn wijsvinger en duim in een hoek van negentig graden hield en zijn overige vingers kromde. ‘Pang, pang, pang, pang. Honderdtweeënnegentig dollar.’

      ‘Eikel,’ zei Rosie toen Meneer Wijn de drankjes wegbracht naar een andere groep van vier die was binnengekomen terwijl wij de cocktails hadden staan bereiden. Dit keer leek ze geen grapje te maken, te oordelen naar haar toon. ‘Moet je hun gezichten zien.’

      ‘Ze lijken blij. De bewijsvoering van Meneer Wijn is steekhoudend.’

      ‘Natuurlijk zijn ze blij. Ze hadden nog niets besteld. Iedereen is blij met gratis drank.’ Rosie zette met onnodig veel geweld een longdrinkglas in het rek. Ik bespeurde woede.

      ‘Ik adviseer je naar huis te gaan,’ zei ik.

      ‘Wat? Het gaat wel. Ik ben gewoon pissig. Niet op jou.’

      ‘Correct. Je bent gestrest. Waardoor je cortisol aanmaakt, wat ongezond is voor Bud. De ervaring leert dat je naar alle waarschijnlijkheid een onaangenaam gesprek met Meneer Wijn zult aangaan en de rest van je dienst gestrest zult zijn. En jezelf inhouden zal ook stresserend werken.’

      ‘Je kent me veel te goed. Red je het zonder mij?’

      ‘Natuurlijk. Er zijn maar weinig klanten.’

      ‘Dat bedoelde ik niet.’ Ze lachte en gaf me een kus. ‘Ik zal tegen Meneer Wijn zeggen dat ik me niet lekker voel.’


Om 21.34 uur arriveerde er een groep van achttien man en werden er extra stoelen neergezet aan de tafel die de hele avond voor hen was vrijgehouden. Sommigen in de groep waren zichtbaar beschonken. Eén vrouw van ongeveer halverwege de twintig stond in het middelpunt van de belangstelling. Ik maakte automatisch een schatting van haar BMI: zesentwintig. Gebaseerd op het volume en de toon van haar stem, berekende ik dat het alcoholpromillage in haar bloed ongeveer 0,1 gram per liter was.

      ‘Ze is kleiner in het echt. En wat gezetter.’ Jamie-Paul, onze collega-barman, keek naar de groep.

      ‘Wie?’

      ‘Wie denk je?’ Hij wees naar Mevrouw Luidruchtig.

      ‘Wie is dat dan?’

      ‘Je maakt zeker een grapje?’

      Ik maakte geen grapje, maar Jamie-Paul gaf geen verdere uitleg.

      Toen de groep een paar minuten later had plaatsgenomen, kwam Meneer Wijn naar me toe. ‘Ze willen de cocktailnerd. Ik neem aan dat ze jou bedoelen.’

      Ik liep naar de tafel, waar ik werd begroet door een man met rood haar, zij het niet zo opvallend rood als dat van Rosie. De groep leek volledig te bestaan uit mensen van midden tot eind twintig.

      ‘Ben jij die cocktailgast?’

      ‘Correct. Ik werk hier als cocktailbereider. Wat kan ik voor jullie inschenken?’

      ‘Jij bent toch die gast die zeg maar een cocktail weet voor elke gelegenheid? En je onthoudt alle bestellingen, zonder ze op te schrijven? Dat ben jij toch?’

      ‘Er zijn wellicht nog meer mensen die dat kunnen.’

      De man richtte zich tot de rest van de groep, op luide toon, aangezien het inmiddels aardig rumoerig was. ‘Oké, deze gast... Hoe heet je?’

      ‘Don Tillman.’

      ‘Hallo, Dan,’ zei Mevrouw Luidruchtig. ‘Wat doe je als je geen cocktails staat te bereiden?’

      ‘Ik hou me met talloze zaken bezig. Ik heb een baan als geneticusprofessor.’

      Mevrouw Luidruchtig begon luid te lachen.

      Meneer Rood Haar vervolgde. ‘Oké, Don is de koning van de cocktails. Hij kent alle cocktails ter wereld uit zijn hoofd, en je hoeft alleen maar bourbon en vermout te zeggen en dan zegt hij martini.’

      ‘Manhattan. Of een American in Paris, Boulevardier, Oppenheim, American Sweetheart of Man o’ War.’

      Mevrouw Luidruchtig lachte. Nog luider. ‘Hij is net Rain Man! Je weet wel. Dustin Hoffman die alle kaarten onthoudt. Dan is de cocktail-Rain Man.’

      Rain Man! Ik had die film gezien en identificeerde me op geen enkele wijze met Rain Man, die onbespraakt en onzelfstandig was en niet kon werken. Een samenleving van Rain Men zou niet functioneren. Een samenleving van Don Tillmans zou efficiënt, veilig en voor eenieder plezierig zijn.

      Een paar leden van de groep moesten lachen, maar ik besloot de opmerking te negeren, evenals de fout in mijn naam. Mevrouw Luidruchtig was dronken en zou zich vast schamen als ze zichzelf later op beeld terug zou zien.

      Meneer Rood Haar vervolgde. ‘Don kiest een cocktail voor je op basis van wat je maar wilt en dan zal hij alle bestellingen onthouden en ze naar de juiste mensen komen brengen. Ja toch, Don?’

      ‘Zolang de mensen niet van plaats ruilen.’ Ik kan beter nummers onthouden dan gezichten. Ik keek naar Meneer Rood Haar. ‘Wilt u met het proces beginnen?’

      ‘Heb je iets met tequila en bourbon?’

      ‘Ik kan u een Highland Margarita aanbevelen. De naam impliceert het gebruik van Schotse whisky, maar de versie met bourbon is ook algemeen geaccepteerd.’

      ‘Okeeee!’ zei Meneer Rood Haar, alsof ik een homerun had geslagen aan het eind van de negende inning en daarmee de wedstrijd had gewonnen. Ik had één achttiende van mijn taak volbracht. In plaats van een passende honkbalanalogie te bedenken rond dit interessante getal, richtte ik me op het opnemen van de overige bestellingen. Die analogie kon wel wachten tot mijn volgende afspraak met Dave.

      De persoon naast Meneer Rood Haar wilde een soort margarita, maar dan meer een longdrink, maar niet gewoon een margarita met ijs of een margarita met spuitwater, maar gewoon iets... anders, je weet wel, iets unieks. Ik adviseerde een Paloma met grapefruitsap en een randje van gerookt zout.

      Hierna was Mevrouw Luidruchtig aan de beurt. Ik keek nog eens goed, maar ik herkende haar niet. Nu was dat niet direct in tegenspraak met het feit dat ze beroemd was. Ik besteed weinig aandacht aan populaire cultuur. Zelfs als ze een vooraanstaande geneticus was geweest, zou ik haar gezicht waarschijnlijk niet hebben herkend.

      ‘Oké, Rain Man Dan. Ik wil een cocktail die bij mijn persoonlijkheid past.’

      Deze suggestie werd onder luid gejuich ontvangen. Helaas was ik niet in staat aan het gevraagde te voldoen. ‘Het spijt me, maar ik weet niets over u.’

      ‘Je maakt een grapje. Toch?’

      ‘Nee.’ Ik probeerde een manier te bedenken om beleefd naar haar persoonlijkheid te informeren. ‘Wat is uw beroep?’

      Iedereen barstte in lachen uit, behalve Mevrouw Luidruchtig, die over haar antwoord leek na te denken.

      ‘Dat kan ik je wel vertellen. Ik ben actrice en zangeres. En ik zal je nog eens wat zeggen. Iedereen denkt me te kennen, maar niemand kent me echt. Dus welke cocktail past bij mij, Rain Man Dan? Misschien de Mysterieuze Chansonnière?’

      Ik kende geen cocktail met deze naam, wat waarschijnlijk betekende dat ze hem had verzonnen om indruk te maken op haar vrienden. Mijn brein is niet alleen goed in het kiezen van cocktails op basis van bepaalde ingrediënten, maar ook in het bespeuren van ongewone patronen. De twee beroepen in combinatie met de karakterbeschrijving leverden een match op, zonder dat ik daar bewust moeite voor hoefde te doen.

      Een Two-faced Cheater.

      Ik wilde net antwoord geven toen ik besefte dat er wellicht een probleem was, een probleem dat mogelijk zou leiden tot het verzaken van mijn wettelijke en morele plicht als houder van een Verklaring Sociale Hygiëne uitgegeven door de staat New York. Ik corrigeerde mezelf meteen.

      ‘Ik raad u een Virgin Colada aan.’

      ‘Wat wil je daarmee zeggen? Dat ik nog maagd ben?’

      ‘Zeker niet.’ Iedereen begon te lachen. Ik gaf verdere uitleg. ‘Het is een Pina Colada, maar dan zonder alcohol.’

      ‘Zonder alcohol. Wat wil je dáármee zeggen?’

      Het gesprek begon onnodig ingewikkeld te raken. Ik kon maar beter meteen ter zake komen. ‘Bent u zwanger?’

      ‘Wat?’

      ‘Zwangere vrouwen kunnen beter geen alcohol drinken. Als u slechts overgewicht hebt, dan kan ik u wel een alcoholische cocktail serveren, maar dat moet ik wel zeker weten.’


Toen ik om 21.52 uur in de metro op weg naar huis zat, vroeg ik me af of mijn beoordelingsvermogen wellicht werd beïnvloed door de situatie met Rosie. Ik had nog niet eerder van een klant vermoed dat ze zwanger was. Wellicht had ze inderdaad alleen maar overgewicht. Had ik me wel moeten bemoeien met deze onbekende en haar besluit om alcohol te drinken, in een land dat zoveel waarde hechtte aan eigen verantwoordelijkheid en de autonomie van het individu?

      In gedachten maakte ik een lijst van de problemen die zich in de afgelopen tweeënvijftig uur hadden opgestapeld en die nu dringend moesten worden opgelost:


1. Het aanpassen van mijn schema om twee keer per dag een bierinspectie te kunnen uitvoeren.

2. De Woonruimte voor Gene Kwestie.

3. Het Wasgoed Incident met Jerome, dat inmiddels was geëscaleerd.

4. De dreiging van uithuiszetting als gevolg van punt 3.

5. De huisvesting van een baby in ons kleine appartement.

6. Het betalen van onze huur en andere rekeningen nu Rosie en ik beiden onze parttimebaan kwijt waren als gevolg van mijn daden.

7. Hoe ik punt 6 aan Rosie kon mededelen zonder dat dit zou leiden tot stress en bijbehorende giftige effecten van cortisol.

8. Het risico op een volgende zenuwinzinking en op onherstelbare schade aan mijn relatie met Rosie als gevolg van al het bovenstaande.


Problemen oplossen kost tijd. Maar er was weinig tijd. Het bier zou binnen vierentwintig uur worden geleverd, de conciërge zou me waarschijnlijk nog voor morgenavond op het matje roepen en Jerome kon elk moment een poging tot wraak ondernemen. Gene zou eerdaags arriveren en Bud kwam al over vijfendertig weken. Wat ik nodig had, was een manier om deze gordiaanse knoop door te hakken: een enkele actie die de meeste of alle problemen in één keer zou oplossen.

      Toen ik thuiskwam, lag Rosie al te slapen. Ik besloot wat alcohol te consumeren om mijn creatieve denkvermogen te stimuleren. Terwijl ik de inhoud van de koelkast herschikte om bij het bier te kunnen, schoot de oplossing me ineens te binnen. De koelkast! We zouden een grotere koelkast krijgen, en daarmee zouden alle andere problemen ook opgelost zijn.

      Ik belde George.